Groep 5
Spitsen en Oertypes
FCI
306
Sectie
2
Land van Herkomst
Rusland
Herkomst
Eén van de zes Laikatypen waarvan er drie door de FCI erkend zijn. Vindt zijn oorsprong in West en Centraal Siberië en de Oeral. We onderscheiden twee typen, het Mansitype en het Hantytype. Het Mansitype is lichter gebouwd en hoogbeniger dan het Hantytype.
Gebruik
Jachthond voor allerlei soorten wild. In Rusland voornamelijk op pelsdieren en in Scandinavië voornamelijk op groot wild als eland, wild zwijn en beer maar tevens op veerwild. Bij het jagen zoekt de hond zelfstandig een groot gebied af, geeft door te blaffen aan waar het wild zich bevindt en houdt het op de plaats totdat de jager arriveert en aan kan leggen. Deze typische manier van jagen kan en mag in Nederland niet uitgeoefend worden. Een veelzijdige hond die, als men niet in de gelegenheid is met hem te jagen, inzetbaar is bij verschillende hondensporten zoals speurwerk, zweetwerk en reddingswerk.
Aard
Open, zachtaardig en gevoelig en zeer aanhankelijk. Loyaal naar gezin en roedel maar met en sterke persoonlijkheid. Hoort niet angstig te zijn. Heeft menselijk gezelschap nodig. Reuen zeer sociaal naar teefjes maar dominanter naar mannelijke soortgenoten. Een niet moeilijk te trainen hond, mits er consequent en rechtvaardig met hem omgegaan wordt. Een harde aanpak dient vermeden te worden. Een hond waarmee gewerkt moet worden en die veel beweging en geestelijke uitdaging nodig heeft. Krijgt hij dat niet dan kunnen gedragsproblemen ontstaan.
Gezondheid
Nog voornamelijk gefokt als jachthond, dus als werkras. Weinig gezondheidsproblemen bekend.
Algemeen voorkomen
Hond van middelmatige grootte, maar sterk en compact gebouwd. De lengte van het lichaam, van voorborst tot de achterhand, is iets langer dan de hoogte bij de schouders. Er is een duidelijk verschil tussen reu en teef. Het hoofd is duidelijk langer dan dat het breed is. De spieren zijn goed ontwikkeld. Krachtige botten, bij reuen meer dan bij teven. Het verschil tussen de seksen moet duidelijk waarneembaar zijn.
Hoofd: driehoekig gevormd, slank hoofd, in verhouding tot de grootte van de hond.
Ogen: niet groot, ovaal gevorm, redelijk diep geplaatst met een intense en intelligente expressie. De kleur is donker bruin of bruin passend bij de kleur van de vacht.
Oren: rechtopstaande oren, hoog geplaatst, V-vorm met punten, bewegelijk.
Gebit: scharend gebit
Hals: krachtig
Lichaam: krachtig en stevig, iets hellend van de schouders tot de staart-aanzet.
Ledematen: voorbenen: recht, parallel. Achterbenen: gespierd, sterk met goede hoekingen.
Voeten: voorvoeten: ovaal; achter: ovaal, iets kleiner dan voor.
Staart: sterk gekruld, over de rug of heupen gedragen. Helemaal recht kan het de hiel raken, of 1-2 cm korter
Vacht: bovenvacht is dicht, hard en recht. Ondervacht is goed ontwikkeld, zacht, veel en wollig. De vacht op het hoofd, oren en ledematen is korter.
Kleur: grijs met roodachtig-bruin, rood met roodachtig-bruin, grijs, rood, fawn en roodachtig-bruin in alle schakeringen. Zuiver wit of meer-kleuring bv wit met platen van één van de hiervoor genoemde kleuren.
Schofthoogte: Reuen 55 tot 62 centimeter, Teven 51 tot 58 centimeter
Bijzonderheden
Niet geschikt voor mensen die niet voldoende tijd aan hun hond kunnen of willen besteden. Vanwege de grote jachtpassie niet geschikt voor mensen die hun honden altijd overal los willen laten lopen of onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eisen.
Verzorging
Minstens twee maal per jaar een periode van sterke rui waarbij de hond de ondervacht verliest.