Groep 5
Spitsen en Oertypes
FCI
265
Sectie
2
Land van Herkomst
Noorwegen
Korte geschiedenis
De Lundehund is een van de meest interessante en bijzondere hondenrassen. Het ras komt van de eilanden Værøy en Røst in de buurt van de Lofoten, maar is periodiek ook voorgekomen op andere Noordnoorse eilanden. Het ras is een zoölogische rariteit omdat het, voor zover bekend, als enig hondenras zes tenen aan elke voet heeft waarvan vijf volgroeid. De hond kan bovendien zijn gehoorgangen volledig afsluiten door zijn oren dubbel te vouwen. Hij is beweeglijk, lenig en staat stevig op zijn benen. Het ras heeft honderden jaren lang geïsoleerd op de Noorse eilanden geleefd en wordt gebruikt bij de vangst van papegaaiduikers (Lundefugl). Na de Tweede Wereldoorlog waren er nog maar weinig honden van dit ras over, maar door een wetenschappelijk opgezet fokprogramma is men erin geslaagd het ras te redden. Tegenwoordig wordt de Lundehund ook in andere landen dan Noorwegen aangetroffen, zij het in zeer kleine getale. Omdat de papegaaiduiker tegenwoordig een beschermde vogelsoort is wordt er niet meer op gejaagd.
Gebruik
Jachthond op een nu niet meer te bejagen vogelsoort. Zijn lot leek daarmee bezegeld, maar het ras is herontdekt als gezelschapshond.
Aard
Kwiek, temperamentvol en beweeglijk, zeer aanhankelijk voor de eigenaar, gereserveerd ten opzichte van vreemden.
Gezondheid
De Noorse Lundehund is een tamelijk gezond hondenras. Bij dit ras zijn geen gevallen bekend van heupdysplasie (HD) of elleboogdysplasie (ED) en er worden geen oogziektes gemeld. Toch heeft een op de tien Noorse Lundehunden last van ernstige spijsverteringsproblemen. Dit is dan voornamelijk de aandoening Intestinale Lymphangiecstasie (IL), in de volksmond ook wel het lundehundsyndroom genoemd.
Samenvatting van de rasbeschrijving
Hoofd: duidelijk wigvormig, gematigd breed, droog, met licht gewelfde schedel, opvallende wenkbrauwbogen, duidelijke stop, licht convexe neusrug.
Ogen: iets scheef geplaatst, geelbruin, met een brede of smalle donkerbruine rand rond de pupil
Oren: middelgroot, driehoekig, breed aan de basis, zeer beweeglijk en rechtopstaand.
Gebit: bij voorkeur schaargebit. Tanggebit of matig ondervoorbijten wordt geaccepteerd.
Hals: gematigd lang, vrij krachtig, droog, met echte kraag.
Lichaam: rechthoekig, met vlakke rug, licht hellende croupe. De borstkas is lang, gematigd breed, diep en ruim, van voren gezien ovaal. De buiklijn is licht opgetrokken.
Ledematen: normale hoeking van de schouder en opperarm, rechte voorbenen. De voorbenen kunnen zijwaarts naar buiten uitslaan, dit is uniek voor dit ras. Normale hoeking van de achterbenen, sterk en gespierd. Iets krappe plaatsing van de achterbenen.
Voeten: kenmerkend voor het ras. De voorvoeten zijn ovaal en naar buiten gedraaid, met minimaal zes tenen, waarvan er vijf deel moeten uitmaken van de voet zelf. Elke voet moet acht zoolballen hebben. De achtervoeten zijn ovaal en naar buiten gedraaid, met minimaal zes tenen aan elke voet, waarvan vier deel moeten uitmaken van de voet zelf. De voeten moeten zeven zoolballen hebben. De middelste, grootste zoolbal is samengegroeid met de tussenliggende.
Staart: hoog aangezet, gematigd lang, rijkelijk behaard maar zonder vlag. Wordt gekruld of licht opgerold boven de rug of hangend gedragen.
Gangwerk: licht en soepel.
Vacht: dichte, ruwe dekharen, zachte ondervacht.
Kleur: roodbruin tot bruingeel met min of meer zwarte haarpunten, of zwart of grijs, altijd met witte aftekening of wit met donkere aftekening.
Schofthoogte: reu 35-38 cm, teef 32-35 cm.
Gewicht: reu ca. 7 kilo, teef ca. 6 kilo.
Fokkers
Of Vorkosmia
Dekreuenlijst
Kai
ECVO = vrij (03-08-2017)